In gesprek met Fenneke de Graaf en Gert-Jan Smit
Goede samenwerking tussen sociaal en medisch domein bepaalt succes
In de Katwijkse wijk Hoornes zijn er veel kinderen en jongeren met overgewicht en daarnaast hebben veel gezinnen te maken met sociaaleconomische problemen. De samenwerking tussen verschillende professionals en organisaties in het medisch en sociaal domein is daarom van groot belang. Projectleiders Fenneke de Graaf (gemeente Katwijk) en Gert-Jan Smit (REOS) leggen uit waarom Katwijk in maart 2021 startte met de aanpak Kind naar Gezonder Gewicht en hoe verbindingen worden gelegd om gezinnen beter te helpen.
De taken die veelal door één projectleider worden opgepakt, hebben Fenneke en Gert-Jan bij aanvang van de pilot met de aanpak Kind naar Gezonder Gewicht verdeeld. Zij heeft de begroting voor de tweejarige pilot opgesteld en is verantwoordelijk voor de borging van de aanpak in het gemeentelijk beleid en de structurele financiering daarvan. Hij vult haar aan waar dat nodig is en leidt de projectgroep waarin alle partners verenigd zijn: de gemeente Katwijk, centrale zorgverleners, GGD, Welzijnskwartier, het sociaal wijkteam en de eerstelijnszorgverleners van Zorggroep Katwijk. Daarnaast heeft Gert-Jan ook een adviserende rol binnen de projectgroep: hij is gespecialiseerd in het verbinden van het sociaal en medisch domein en geeft daarom advies en tips over hoe de verschillende partners een goede samenwerking kunnen realiseren.
Waarom is Katwijk gestart met Kind naar Gezonder Gewicht?
Fenneke: “Katwijk kent een forse overgewichtsproblematiek en dat heeft een culturele achtergrond. Vet op je botten hebben, dat zien Katwijkers als belangrijk en gezond.”
Gert-Jan: “Katwijk is sinds 2013 een JOGG-gemeente. Ondanks onze inspanningen zagen we dat in Hoornes relatief veel kinderen en jongeren overgewicht hielden. Met Kind naar Gezonder Gewicht brengen we de medische zorg en preventie meer samen om dit intensiever aan te pakken. We hebben bij aanvang van de pilot snel besloten dat ook gezinnen buiten Hoornes de hulp van een centrale zorgverlener (CZV) konden aanvragen. We willen de komende twee jaar zo’n twintig gezinnen begeleiden.”
Een ongezonde leefstijl en overgewicht gaan vaak samen met andere problemen, zoals armoede en schulden. Hoe worden gezinnen in Hoornes begeleid als die problemen spelen?
Fenneke: “Overgewicht kan zowel een oorzaak als gevolg zijn van sociaaleconomische problemen. In Katwijk hebben we sinds 2020 sociale wijkteams die gezinnen te hulp schieten als er problemen zijn.”
Gert-Jan: “In Katwijk zie je dat de wijkteams hard werken om gezinnen te helpen. De ongezonde leefstijl van een gezin stond alleen nog niet op de prioriteitenlijst. Dat is ook logisch want je kunt niet alle problemen tegelijkertijd aanpakken. Overgewicht kan wel maatschappelijke gevolgen hebben. Kinderen kunnen te maken krijgen met pesterijen en ze kunnen daardoor vervolgens niet meer meekomen op school. Vandaar dat er nu ook vanuit het wijkteam meer aandacht komt voor gezondheid.”
Hoe leg je de verbinding tussen het sociaal en medisch domein?
Gert-Jan: “In onze projectgroep zitten organisaties en professionals die verschillende werkwijzen hebben en gewend zijn om op andere manieren te communiceren. Om een goed functionerende netwerkaanpak te ontwikkelen, waarin alle partners elkaar versterken, moet je onderling een goede afstemming bewerkstelligen. Het opzetten van een projectgroep is daarom belangrijk. Daarnaast is het van belang dat de professionals in de projectgroep goed met elkaar kunnen opschieten en een band opbouwen. Je moet vertrouwen krijgen in elkaars werkwijze, inzichten en expertise. Het moet helder zijn wat ieders rol en taken zijn in de netwerkaanpak. In de projectgroep worden daar afspraken over gemaakt en wordt er besproken welke hulpverlener aan zet is als gezinnen doorverwezen worden.”
Fenneke: “Er wordt een plan van aanpak opgesteld en er is één regisserende partij die het gezin helpt om de problemen aan te pakken. Je kunt niet effectief aan een gezondere leefstijl werken met een gezin als er veel stress is en andere zorgen in de weg zitten. Dan kan het wijkteam de regie tijdelijk overnemen van de CZV. Door het wijkteam en de CZV’s te laten samenwerken ontstaat er een veel betere en bredere kijk op de omstandigheden die spelen binnen een gezin. De CZV’s doen een psychosociale, brede anamnese met een gezin waarbij ze echt alles onder de loep nemen. Op basis daarvan wordt bijvoorbeeld opvoedingsondersteuning ingezet.”
Jullie hebben ondersteuning gekregen van Floor Los, expert Kind naar Gezonder Gewicht. Hoe heeft zij jullie geholpen?
Gert-Jan: “We hebben haar gevraagd om mee te denken en te adviseren over hoe we meer gezinnen konden betrekken. Het includeren van gezinnen was bij de start van de pilot best een uitdaging en we maakten ons zorgen of we wel twintig gezinnen konden doorverwijzen naar de CZV’s. Floor stelde voor om stand van zaken goed in beeld te brengen door alle betrokkenen in de projectgroep te interviewen. Uit haar onderzoek bleek dat we goed op schema zaten met het includeren van gezinnen. Wel viel nog iets anders op. Doordat we allemaal vanuit ons eigen perspectief op haar vragen hadden gereageerd, leek het erop alsof iedereen in de projectgroep andere doelen en ambities had. Floor heeft ons daarop gewezen en we zijn als projectgroep onze prioriteiten daardoor weer gaan aanscherpen.”
Kind naar Gezonder Gewicht is nu een tweejarige pilot in Hoornes, maar hoe kijken jullie naar de toekomst?
Fenneke: “Toen we begonnen met Kind naar Gezonder Gewicht wisten we nog niet dat mogelijk vanaf 2023 de kosten voor het inzetten van een CZV door de zorgverzekeraars zullen worden vergoed, specifiek voor kinderen met obesitas of kinderen met overgewicht met comorbiditeit en/of risicofactoren. Dit betekent dat er in de toekomst waarschijnlijk financiering is om een CZV in te zetten voor deze specifieke doelgroepen. Nu hebben we veel overleg met een zorgverzekeraar die nieuwsgierig is naar onze resultaten. We zijn net een jaar van start en moeten nog meer data verzamelen om de effectiviteit te kunnen aantonen. Maar met de partners in de projectgroep maken we wel alvast afspraken en doen we zoveel mogelijk ervaring op zodat we richting 2023 voldoende kennis in huis hebben en onze samenwerking is geborgd.”
Floor, je werd gevraagd om te onderzoeken hoe er meer gezinnen geïncludeerd konden worden bij de pilot in Katwijk. Wat viel je als eerste op?
“Uit mijn onderzoek bleek dat de betrokken professionals nog een eenduidige doelstelling moesten ontwikkelen. Dit hebben we meteen aangepakt. We hebben twee doelen gesteld: ‘We gaan ons richten op het beter signaleren en motiveren van de gezinnen door de professionals. Daarnaast gaat er meer aandacht uit naar de samenwerking tussen het wijkteam, de zorggroep Katwijk en de JGZ.’ Daarna is de projectgroep in Katwijk aan de slag gegaan om dit in de praktijk te brengen.”
Welke stappen moeten in 2022 worden gezet?
“Door mijn onderzoek zag ik nog een knelpunt: de gezinnen die er gebaat bij zouden zijn om mee te doen aan Kind naar Gezonder Gewicht hebben helaas niet altijd interesse om deel te nemen. Deze gezinnen hebben vaak andere zorgen waardoor ze geen zin hebben om nog meer aan te moeten pakken. Of ze zien ‘te zwaar zijn’ niet als een urgent probleem. De professionals die Kind naar Gezonder Gewicht onder de aandacht moeten brengen bij deze gezinnen doen dit ook niet altijd op een motiverende manier. Het kan lastig zijn om eerlijk en duidelijk over overgewicht te praten en om gezinnen écht te motiveren om deel te nemen. Het vraagt veel tijd van de professionals en soms liggen hun prioriteiten elders. De lijntjes binnen de projectgroep lijken kort, maar het contact tussen de professionals in de praktijk verloopt soms nog moeizaam. Daardoor worden gezinnen ook niet goed bereikt en gemotiveerd. Dit is iets waar we met elkaar aan gaan werken. In 2022 ga ik de projectgroep helpen en adviseren over hoe ze kunnen werken aan concrete samenwerkingsafspraken om dit in de praktijk te verbeteren. Ik denk dat dit een knelpunt is waar diverse gemeenten mee worstelen. Hoe dit in Katwijk wordt aangepakt kan daarom interessant en inspirerend zijn voor andere gemeenten om te volgen.”